spacer.png, 0 kB
Geloof na de reformatie E-mail

 

 

De reformatie had voor de Rooms-Katholieke Kerk verstrekkende gevolgen. Pastoors werden afgezet en de kerkelijke organisatie in de Nederlanden, het aartsbisdom Utrecht, werd opgeheven. In tegenstelling tot wat vaak wordt verondersteld werd het rooms-katholieke geloof niet verboden. Wel was er een verbod op het hebben van een zichtbare kerk, zodat men was aangewezen op schuilkapellen. De Nederlanden werden daarom een rooms-katholiek missiegebied, dat vanuit Keulen en Münster werd verzorgd.

  

Op grond van de plakkaten werden kerken en kerkgoederen na de reformatie toegewezen aan de Nederduitsch Gereformeerde Kerk (de voorloper van de latere Nederlandse Hervormde Kerk). Deze confiscatie verliep niet geheel vlekkeloos, want sommige kerkengoederen werden verduisterd.

  

Johannes Voskuyl werd in 1598 als predikant op proef naar Epe gezonden. In 1599 werd hij definitief benoemd tot eerste predikant van Epe.

 

De eerste predikant die in Oene werd benoemd was Johannes Ketteler. Maar deze werd in 1599 weer afgezet omdat hij ernstige fouten had gemaakt. Een jaar later werd Thomas van Dinslaken benoemd als tweede predikant; hij bleef tot het jaar 1620.

 

Een aantal geestelijken werd niet geschikt bevonden voor de nieuwe leer en werd, net als Johannes Ketteler, afgezet. Dit leidde in eerste instantie tot een tekort aan predikanten, dat werd opgeheven door predikanten uit andere streken van het land of uit Duitsland te halen. In Vaassen werd in 1610 Hermanus Goddaeus benoemd, die afkomstig was uit het Duitse Steinfurt.

  

Ook de kerkelijke organisatie wijzigde na de reformatie. De Nederduitsch Gereformeerde Kerk stelde kerkenraden in, waardoor de plaatselijke kerkgangers als ouderlingen een leidende rol kregen. Dit was geheel nieuw: niet de geestelijke overheden, maar de lidmaten van de kerk beslisten.

 

Voor de gemeenteleden ging de overgang veel geleidelijker dan in het algemeen wordt aangenomen. Veel oude gebruiken bleven nog lang onder de bevolking leven. In de kerkelijke vergaderingen werd dan ook regelmatig met afschuw gesproken over deze oude paapse (rooms-katholieke) gewoontes.

  

Titelblad Statenvertaling
Titelblad Statenvertaling
Een gevolg van de reformatie was ook dat de Bijbel voortaan in de landstaal werd gebruikt. Oorspronkelijk was dat in onze omgeving de ‘D. Piscatoris hoochduytsche bybel’. Toen de Statenvertaling in 1635 gereed was en twee jaar later werd goedgekeurd door de Staten-Generaal, wilde men deze ook in onze streken invoeren. In 1639 riep de classis van de Nederveluwe (Noord-Veluwe) de predikanten daartoe op. Er was echter veel weerstand tegen deze nieuwe vertaling en men wilde de oude vertaling handhaven. Pas in 1647 hadden de meeste kerken de nieuwe vertaling ingevoerd. Een van de redenen van de weerstand was het nieuwe taalgebruik, immers, in onze streken sprak men anders dan in het westen van Nederland.

  

De aanhang van het rooms-katholieke geloof was in onze omgeving aanzienlijk kleiner geworden, maar niet verdwenen. De rooms-katholieke geestelijken die als missionaris het gebied bezochten vonden op De Cannenburch niet alleen bescherming, maar konden daar ook missen opdragen en de sacramenten bedienen. Van heinde en verre kwamen de gelovigen naar het kasteel. Later zouden de rooms-katholieken in Vaassen een schuilkapel krijgen, die in de achttiende eeuw op de Oosterhof stond. Het woord schuilkapel is bedrieglijk, want iedereen wist waar het bouwwerk voor diende. Overigens gingen, zo blijkt uit onderzoek, protestanten en rooms-katholieken gemoedelijk met elkaar om, maar net als elders waren er altijd fanatiekelingen.

In onze gemeente, op de Oosterhof, verrees in de negentiende eeuw de eerste rooms-katholieke kerk. Vroeger was het een rooms-katholieke buurschap, die pas verdampte na de bouw van de gelijknamige nieuwbouwwijk.  

 

© 2007, Wim van 't Einde

 
< Vorige   Volgende >
Joomla Template by Joomlashack
Free Joomla Templates