spacer.png, 0 kB
Tips en Trucs Word Toetsenbordcombinaties E-mail

 

In een ander artikel werd het gebruik van de functietoetsen van Word. Ook werd in een artikel de sneltoetsen van Windows weergegeven. Word kent een groot aantal zeer bruikbare toetsencombinaties. Dit artikel behandelt een aantal van deze toetsencombinaties.

  

Windows biedt een prettige werkwijze doordat veel opdrachten met de muis kunnen worden uitgevoerd. Daardoor kan de gebruiker via overzichtelijke menu’s de gewenste opdracht selecteren en is het niet nodig allerlei codes uit het hoofd te kennen of op een lijstje naast het toetsenbord te hebben staan. Maar het veel wisselen tussen toetsenbord en muis is vervelend. Het is daarom prettig dat via het toetsenbord een groot aantal opdrachten kunnen worden gegeven door allerlei toetsencombinaties.

 

 

Opmaak

Een mooi opgemaakt document is prettig om te lezen. Daarom besteed een programma als Word daar ook uitgebreid aandacht aan. Uiteraard kent het programma daarvoor ook een keur aan toetscombinaties.

Met <Ctrl><B> wordt de  tekst vet gemaakt, met <Ctrl><I> maakt de gebruiker te tekst cursief en met <Ctrl><U> kan een tekst worden onderstreept, met <Ctrl><Shift><D> kan de tekst dubbel worden onderstreept. Wanneer de spaties in de tekst niet moeten worden onderstreept kan daarentegen weer <Ctrl><Shift><W> worden gebruikt. <Ctrl><Shift><A> worden gebruikt. Het functioneert als een soort <Caps Lock> toets, maar is ook te gebruiken voor selecties. Met de zelfde toetsencombinaties wordt de opmaak ook weer normaal.

Ook kan de gebruiker een aantal van deze instellingen in een keer opgeven via een hulpschermpje dat via <Ctrl><D> is op te  roepen. Met <Tab>, de pijltjestoetsen en de spatiebalk kan vervolgens een keuze worden gemaakt uit de mogelijkheden.

Om het lettertype snel via het toetsenbord te wijzigen kan gebruik worden gemaakt van <Ctrl><Shift><F>. Met de pijltjestoetsen, gevolg door <Enter> kan het gewenste lettertype worden geselecteerd.

  

Alinea’s

Ook alinea’s kunnen door het gebruik van toetsenbord­combinaties snel worden opgemaakt. Met <Ctrl><E> wordt een hele alinea gecentreerd. Met <Ctrl><J> wordt de alinea uitgevuld, met <Ctrl><L> links uitgelijnd, met <Ctrl><R> rechts uitgelijnd en met <Ctrl><M> kan de gebruiker de alinea links laten inspringen. Met <Ctrl><T> springt de alinea verkeerd-om in. De eerste regel blijft daarbij niet ingesprongen en de overige regels juist weer wel.

Deze opties kunnen zowel worden gebruikt om de instellingen te wijzigen voor de tekst die na de handeling wordt ingetoetst als voor een geselecteerd deel van de al eerder ingevoerde tekst.

Met <Ctrl><K> is het mogelijk een onopgemaakt document in een keer automatisch op te maken met de functie Auto-opmaak. Word beoordeeld waar de alinea’s en koppen zich in het document bevinden en selecteert de daarbij behorende opmaaktprofielen.

Alinea’s kunnen overigens snel ten opzichte van andere alinea’s worden verplaatst door gebruik te maken van <Alt><Shift> in combinatie met de pijltjes op en neer. De alinea wordt op deze manier voor de vorige, respectie­velijk na de volgende alinea geplaatst.

<Alt><Shift> in combinatie met de pijltjes links en rechts kan worden gebruikt om het niveau van een kop te wijzigen. In combinatie met pijltje rechts wordt een kop van een niveau lager gekozen (Kop 1 wordt Kop 2, enzovoorts). In combinatie met pijltje links wordt een kop van een niveau hoger gekozen.

 
Navigatie

De meeste mensen zullen de functie van de pijltjestoetsen en de toetsen <Page Up> en <Page Down> wel kennen. Maar minder bekend is dat de functie van deze toetsen wijzigt in combinatie met de <Ctrl>-toets. Met de pijltjes rechts en links verspringt de cursor dan telkens een heel woord. Met de pijltjes op en neer springt de cursor naar het begin van vorige of volgende alinea. <Ctrl><Page Up> plaatst de cursor aan het begin van de vorige pagina, <Ctrl><Page Down> daarentegen aan het begin van de volgende pagina.

Als de gebruiker in een document een stuk tekst wil zoeken is de combinatie <Ctrl><F> nuttig. Voor het zoeken en vervangen van tekst is <Ctrl><H> bedoeld.

Om naar een ander deel in het document te gaan kan <Ctrl><G> de gebruiker goede diensten bewijzen. Er kan worden gekozen uit een groot aantal items, waaronder uiteraard pagina, sectie, regel en kop. Maar ook kan de gebruiker, al naar gelang de in het hulpscherm gemaakte keuze, naar het volgende object, vergelijking, figuur, tabel, veld, eindnoot, voetnoot, opmerking of bladwijzer springen.

Deze drie toetsencombinatie openen telkens hetzelfde hulpscherm, maar ze brengen de gebruiker naar een ander tab-blad.

Met <Home> verspringt de cursor naar het begin van de regel. <End> verplaatst de cursor naar het einde ervan. In de combinatie met de <Ctrl>-toets krijgen deze toetsen een andere functie. <Ctrl><Home> verplaatst de cursor naar het begin van het document. <Ctrl><End> zet de cursor daarentegen aan het einde van het document.

 
Documentfuncties

Een aantal toetsenbordcombinaties zijn bestemd voor handelingen met documenten. Zo maakt Word met <Ctrl><N> een nieuw document aan en kan met <Ctrl><O> een beslaand document worden geopend. <Ctrl><S> slaat het actieve document op. <Ctrl><W> sluit het document. Wanneer het document nog niet is opgeslagen stelt Word de vraag of het document nog moet worden opgeslagen.

Met <Ctrl><P> kan Word de opdracht worden gegeven het document af te drukken.

 
Selectie

Om de hele tekst met alle daarin opgenomen objecten in een keer te selecteren kan <Ctrl><A> worden gebruikt.

Met <Shift><pijltje links> wordt het teken links van de cursor geselecteerd. Was deze al geselecteerd, dan wordt de eerdere selectie opgeheven. Op een soortgelijke manier kan met pijltje rechts het volgende teken worden geselecteerd en met de pijltjes omhoog en omlaag de tekst van een regel tekst voor of na de huidige cursorpositie.

 
Bewerken

Voor de meeste mensen spreken de functies van de toetsen <Backspace>, <Insert> en <Delete> voor zich. Maar minder bekend is dat <Ctrl><Backspace> het woord voor de cursor verwijderd en <Ctrl><Delete> het woord na de cursor.

Met <Ctrl><C> kan geselecteerde tekst en/of objecten die daarin voorkomen worden gekopieerd. Door gebruik te maken van <Ctrl><X> neemt (knipt) de gebruiker een stuk tekst uit het document.

Met <Ctrl><V> kan de gekopieerde of geknipte tekst in het document worden geplakt.

Door <Ctrl><Y> in te toetsen wordt de laatste bewerking opnieuw uitgevoerd en met <Ctrl><Z> wordt de laatste opmerking ongedaan gemaakt.

 
Tip voor het onthouden van de combinaties

Het onthouden van alle combinaties die in dit artikel worden genoemd lijkt erg moeilijk. Het wordt echter eenvoudiger als u bedenkt dat veel van de letters die worden gebruikt zijn afgeleid van het engelse woord voor de opdracht. Een aantal voorbeelden zijn A voor All, B voor Bold (vet), C voor Copy, G voor Go to, I voor Italic (cursief), N voor New, O voor Open, L voor Left, P voor Print, R voor Right, S voor Save en U voor Underline. Bedenk telkens wanneer u een opdracht gebruikt wat de functie inhoudt. <Ctrl><C> wordt dan al snel <Ctrl><Copy> en dat onthoudt veel gemakkelijker. Wellicht kunt u voor andere toetscombinaties ezelsbruggetjes maken.

 

© 2006, Wim van 't Einde

  
 
< Vorige
Joomla Template by Joomlashack
Free Joomla Templates