Laatste nieuws |
![]() |
Meest bezochte pagina's |
Tips en Trucs Word Functietoetsen |
![]() |
In een ander artikel werden de sneltoetsen van Windows weergegeven. Maar verschillende programma’s kennen ook allerlei zeer bruikbare toetsencombinaties. In dit artikel worden de Functietoetsen van Word behandeld. Veel wat oudere gebruikers hebben in het MS-DOS-tijdperk veel met functietoetsen gewerkt. Met de komst van Windows werd het allemaal veel eenvoudiger met overzichtelijke menu’s, waarin je je keuzes kon maken. Heel gemakkelijk, maar het kost tijd wanneer je aan het typen bent en tussen het typen door even snel een functie wilt laten uitvoeren. De functietoetsen kunnen in dit geval uitkomst bieden. ![]()
FunctietoetsenHet toetsenbord van uw PC heeft maar 12 functietoetsen. Maar er is een veelvoud van opdrachten mogelijk door combinaties te maken met de <Shift>, <Ctrl> en <Alt> toetsen. Zo kent Word voor veel functietoetsen niet alleen een waarde toe aan een functietoets, maar ook aan de functietoets samen met de <Shift>-toets; de <Ctrl>-toets; <Ctrl><Shift>-toetsen; <Alt>-toets en de <Alt><Shift>-toetsen. Theoretisch geeft dat 72 mogelijke toetscombinaties, maar ze worden binnen Word niet allemaal gebruikt. Per functietoets worden de mogelijke combinaties genoemd.
F1-toetsDe <F1>-toets zal bij veel mensen wel bekend zijn. Dit is de Help toets, waarmee de gebruiker informatie krijgt over het gebruik van Word en haar functies. Wanneer deze is ingeschakeld verschijnt de Office-assistent.In combinatie met de <Shift>-toets verschijnt naast de cursor een vraagteken. De cursor kan op elk deel van de tekst worden geplaatst en door op de linker muisknop te drukken verschijnt de opmaak van dat deel van de tekst in een ballon. De ballon verdwijnt na het verder typen.De combinaties van de <F1>-toets met de <Alt>-toets worden gebruikt wanneer velden in het document zijn opgenomen. Met <Alt><F1> springt de cursor naar het volgende veld, met <Alt><Shift><F1> naar het vorige veld.De combinaties van de <F1>-toets met de <Ctrl>-toets worden niet gebruikt.
F2-ToetsMet de <F2>-toets kan tekst of een figuur worden verplaatst. Eerst moet de tekst of het figuur worden geselecteerd. Daarna wordt de <F2>-toets ingedrukt en wordt de cursor op een andere plaats in het document geplaatst. Door op <Enter> te drukken wordt de tekst of het figuur verplaatst. <Ctrl><X> is een alternatief voor de <F2>-toets. Op een soortgelijke manier kan de tekst of het figuur met <Shift><F2> naar een andere plek worden gekopieëerd. <Ctrl><C> is een alternatief voor de <Shift><F2>-toets. <Ctrl><F2> laat het afdrukvoorbeeld van het actieve document zien. Met de combinatie <Alt><Shift><F2> wordt het actieve document opgeslagen. Wanneer het document nog geen naam heeft, moet een naam worden opgegeven. <Ctrl><Shift><F2> en <Alt><F2> hebben in Word geen functie.
F3-toetsMet de <F3>-toets kunnen autotekstfragmenten worden ingevoegd. Autotekstfragmenten zijn vooraf gedefinieerde teksten. Wanneer de eerste paar letters van de tekst zijn ingegeven wordt de rest aangevuld door op <F3> te drukken. Met <Shift><F2> kunnen de letters van een geselecteerd tekstdeel worden veranderd in hoofdletters of juist kleine letters. Ook kan de eerste letter van het tekstdeel in een hoofdletter worden veranderd. Met <Ctrl><F3> kan een geselecteerd tekstdeel naar het klembord worden verplaatst. Een alternatief voor <Ctrl><X>. Met <Ctrl><Shift><F3> kan de inhoud van het klembord op de plaats van de cursor worden geplakt. Een alternatief voor <Ctrl><V>. Zelf een autotekstfragment maken is mogelijk met <Alt><F3>. Selecteer het deel van de tekst die als autotekstfragment moet gaan dienen en gebruik daarna de toetscombinatie <Alt><F3>. Eventueel kan als naam een andere tekst worden ingegeven. (Een deel van) deze tekst gevolgd door <F3> voegt het tekstfragment in op de plaats van de cursor. De toetscombinatie <Alt><Shift><F3> wordt in Word niet gebruikt.
F4-toetsMet <F4> wordt de laatst uitgevoerde bewerking in Word herhaald. Handig voor herhaalde bewerkingen met lastige toetscombinaties. De toetscombinatie <Shift><F4> herhaalt de laatste zoek of Ga naar opdracht. Met <Ctrl><F4> sluit de gebruiker het actieve venster, met <Alt><F4> wordt Word afgesloten. <Ctrl><Shift><F4> en <Alt><Shift><F4> hebben in Word geen functie. F5-toetsMet <F5> kan snel door een document worden genavigeerd. Er kan absoluut worden genavigeerd (ga naar pagina x), maar ook relatief (ga een x-aantal pagina’s verder of terug).
Met <Shift><F5> wordt de cursor verplaatst naar de vorige cursorpositie. <Ctrl><F5> verkleint de grootte van het actieve document van het volledige scherm naar het eerder ingestelde kleine formaat. Met <Ctrl><F10> wordt het venster daarna weer gemaximaliseerd. <Alt><F5> verkleint het volledige vensterscherm van Word naar het eerder ingestelde kleine formaat. Deze beide opties komen overeen met het middelste vierkantje rechtsboven in beeld van het document- en applicatievenster. Het verkleint echter wel, maar vergroot niet. Met <Ctrl><Shift><F5> kan een Bladwijzer aan het document worden toegevoegd of een bestaande bladwijzer worden bewerkt. <Alt><Shift><F5> heeft in Word geen functie. ![]() F6-toetsEen documentvenster kan in deelvensters worden verdeeld. Op die manier kan de gebruiker in meerdere delen van het document tegelijk werken zonder steeds door het document heen en weer te hoeven navigeren. Met de <F6>-toets springt de cursor naar het volgende deelvenster. Met <Shift><F6> springt de cursor naar het vorige. Wanneer in Word meer documentvensters zijn geopend, kan met <Ctrl><F6> naar het volgende document worden gesprongen. Met <Ctrl><Shift><F6 kan de gebruiker naar het vorige document springen. De toetsencombinaties <Alt>< F6> en <Alt><Shift><F6> hebben in Word geen functie. ![]() F7-toetsMet <F7> wordt de spelling en grammaticacontrole ingeschakeld. Wanneer in een document vaak eenzelfde woord voorkomt staat het mooier om een aantal van die woorden te vervangen door synoniemen. Wanneer de cursor in het woord wordt geplaatst kan Word hierbij helpen door de toetsencombinatie <Shift><F7>.
Met <Ctrl><F7> kan het actieve verkleinde documentvenster worden geselecteerd om binnen het venster van Word te worden verplaatst met de cursortoetsen. Wanneer het actieve document koppelingen bevat met andere bestanden kan met <Ctrl><Shift><F7> de gekoppelde informatie worden aangepast. Met <Alt><F7> krijgt Word opdracht het volgende woord met een spelfout te zoeken. <Alt><Shift><F7> heeft in Word geen functie. F8-toetsMet <F8> is via het toetsenbord stapsgewijs een selectie te maken. Na de eerste keer indrukken lijkt er nog niets te gebeuren, maar in werkelijkheid wordt het selecteren geactiveerd. Bij de tweede keer indrukken wordt het woord waarin de cursor staat geactiveerd, bij de derde keer de zin, na de vierde keer de alinea, bij de vijfde keer de sectie en na de zesde keer het gehele document. Vanaf elk moment kan met de cursortoetsen de selectie worden uitgebreid of verkleind. Met <Shift><F8> kan de selectie worden verkleind naar het vorige niveau. Door <Ctrl><F8> kan de grootte van het documentvenster met de pijltjestoetsen worden veranderd. Door <Enter> wordt de nieuwe grootte van het venster geactiveerd. Met <Esc> behoudt het venster de oorspronkelijke grootte. De toetsencombinatie <Ctrl><Shift><F8> maakt het selecteren van een blok mogelijk. Dit blok is geen selectie van woorden of regels, maar juist een willekeurig vierkant stuk uit de tekst. Wanneer een blok meerdere regels beslaat wordt elke regel uit het blok na kopieren steeds afgesloten met een harde enter. Met <Alt><F8> wordt het macrovenster geopend en kan de gewenste macro uit de lijst worden geselecteerd. <Alt><Shift><F8> heeft in Word geen functie. F9-toetsDe combinaties met de <F9>-toets heeft betrekking op velden van Word. Met <F9> worden de geselecteerde velden bijgewerkt. Met <Shift><F9> kan worden geschakeld tussen de code van het veld en de resultaten van die code. Met <Ctrl><F9> kan een leeg veld in het document worden ingevoerd. Daarnaast kan met <Ctrl><Shift><F9> een veld worden ontkoppeld, zodat de veldinformatie daarna niet meer wijzigt. <Alt>< F9> en <Alt><Shift><F9> hebben in Word geen functie. F10-toetsMet <F10> wordt de cursor in de menubalk geplaatst, zodat met de cursortoetsen en de <Enter>-toets het gewenste menu-item kan worden geselecteerd. <Shift><F10> activeert het boven de tekst zwevende, contextgevoelige snelmenu. Een geslaagd alternatief voor de rechter muisklik. Door <Ctrl><F10> wordt het documentvenster gemaximeerd op het venster van Word. Het is daarmee de tegenhanger van de eerder beschreven <Ctrl><F5> toetsencombinatie. <Ctrl><Shift><F10>, <Alt><F10> en <Alt><Shift><F10> hebben geen functie in Word. F11-toetsOok de F11-toetsenbordcombinaties zijn bedoeld voor velden. Met <F11> verspringt de cursor naar het volgende veld, met <Shift><F11> naar het vorige. <Ctrl><F11> vergrendelt het veld, zodat het niet meer kan worden bewerkt. <Ctrl><Shift><F11> ontgrendelt een veld. ![]() <Alt><F11> activeert Microsoft Visual Basic.
F12-toets
<Shift><F12> slaat het actieve document op. Wanneer dat document nog geen naam heeft gekregen, dan verschijnt het venster opslaan als en moet de gebruiker alsnog een naam ingeven voor het document. Deze functie is gelijk aan <Ctrl><S>. Met <Ctrl><F12> verschijnt het scherm om een document te openen. Deze functie is gelijk aan <Ctrl><O>. Door <Ctrl><Shift><F12> in te toetsen verschijnt het scherm om het actieve document af te drukken. Deze toetsenbordcombinatie heeft dezelfde functie als <Ctrl><P>.
© 2006, Wim van 't Einde |
< Vorige | Volgende > |
---|